II.
Charles Coleman, Esq. heeft in zijne: "Mythology of the Hindus" een overzigt van de Ramajoena gegeven, dat, voor zoo ver de hoodpunten betreft, met die van de hier aangebodene geschiedenis, veelal overeenkomt.
Daar Rama in het Sanscrit: Vader en Joena: doorluchtig voorspoedig, en gezegend beteekent, en in het Maleisch daarvoor het Sanscritsche Sri, is gebezigd, hetwelk in de Maleische brieven bij de titels van Vorsten dikwerf voorkomt, zoo is de lezing van Ramajoena of Ramayuna en Ramajon, beteekende de: gezegende Vader, als de ware te houden; daar Rama na het overwinnen zijner vijanden zeer gezegend geregeerd en hij door zijne regtvaardigheid, den naam van Vader verdiend heeft. De eerste dichter van de Hindoes, Valmic, is de zanger van dit Heroïsch gedicht, hetwelk door eenheid van handeling, levendige voorstelling en natuurlijkheid van stijl, groote waarde heeft.
Aangaande den geheelen inhoud van dit dichtstuk der grijze oudheid, wordt de lezer tot den tekst verwezen ; alleen tot overzigt der hoofdpunten van hetzelve moge het volgende dienen.
In den Hindostan bestond van de vroegste eeuwen af tot nu toe, het vaste geloof, dat door ingetogenheid, afzondering en boetedoening de boeteling met bovennatuurlijke of godenkracht bedeeld werd: Siva, de God der verdelging spoorde de, alzoo magtig gewordene stervelingen, die een reusachtig en gedrochtelijk voorkomen, met honderde hoofden en duizend armen konden aannemen, welke bij afhouwing, dadelijk door anderen vervangen werden, tot onderdrukkking en verdelging aan. Moeijelijk, ja schier onmogelijk werd het, eenen, met zoodanige hoogere kracht bezielden sterveling of reus te wederstaan, tenzij Vishnoe, de God der onderhouding, een Avatàr of gedaanteverwisseling onderging en den dwingeland deed sneven of zoodanig verwondde, dat hij onschadelijk werd.
Vishnoe had reeds zes gedaanteverwisselingen ondergaan, toen Ravan de magtige gebieder van Ceylon of Langkapoerie, door het doen van gebeden, boetedoeningen en offeranden aan Brama, die, zoo als uit de geschiedenis blijkt, hem beschermde, onbeperkte heerschappij van die godheid verwierf en met teugelloozen overmoed regeerde. Niet te vreden met het overwinnen van vele Koningen der aarde, voerde hij krijg tegen de goden en verdreef Indra, den Koning der onsterfelijken, den Heer der luchtgewelven, uit deszelfs rijk, Swarga genaamd, en liet zich afgodisch vereeren. Vishnoe verscheen nu in den Koning Dasaratha en later in deszelfs Zoon Sri Rama, de held dezer geschiedenis, welke met Sita Dewie, of Laksmi, de van gedaante veranderde vrouw van Vishnoe, huwde. Sri Rama stelt het beeld van regtschapenheid en moed, Sita Dewi dat van deugd en huwelijkstrouw voor, terwijl Ravan, die haar schaakte, als de geest des verderfs, schier alle ondeugden in zich vereenigt, en alles aan zijn teugellooze driften opoffert. Noch het verlies zijner helden, noch het sneu