Laman:Geschiedenis van Srî Râma.pdf/184

Laman ini belum dibaca pruf

VOORREDE.

-

De Ramajoena wordt voor een der oudste dichterlijke voortbrengselen gehouden en onder die tooneelstukken, welke reeds meer dan twee duizend jaren oud zijn, bij de Hindoes aangetroffen; hoogere en mindere goden, reuzen en gedrochten treden in dit heroïsch gedicht gedurig als handelende personen, op. In de oudste tijden, zoo als blijkt uit het verhaal van Mozes, bestond reeds het geloof aan bovennatuurlijke wezens. De vereering van eene onzigtbare, hoogere magt, had bij vele oude volken plaats, en gaf, door de poëzij ondersteund, aanleiding tot dichtstukken, die de vernieling des tijds wederstonden. Noch de Mahabarata van Crishna Dwaipayana Vyasa, noch de Ramajoena van Valmic, noch de Ilias van Homerus ondergingen het lot van gewone dichtstukken. De geest, die in dezelve voortleeft, wederstond allen veranderingen van zeden, smaak en denkwijs, hetwelk aan de gezegde vereering, die, door de poëzij opgeluisterd, immer iets streelends heeft, te danken is; terwijl ieder letterkundige oudheidvorscher er veel belang in stelt, te vernemen, hoedanig de denkbeelden en opvattingen der oudste volken op aarde waren, en gewis die geschriften, waarin hij zulks in een dichterlijk gewaad vindt opgeteekend, in hooge waarde houdt. Onder deze komt de Ramayoena vooral in aanmerking en is in het oosten en westen bekend. In den Hindostan en in den Indischen Archipel wordt dit dichtstuk hoog vereerd; behalve in de Hindoesche talen, is het in het Siamsch, Celyoneesch, Javaansch, Arabisch en Turksch overgebragt.

Van Sir William Jones verscheen in het laatst der vorige eeuw een gedeelte van het laatste boek van de Ramayan, (zoo als hij het noemt) uit het Sanskrit. In 1803 had te Frediricksnagori de uitgave plaats van: "The Ramayuna, a celebrated Poem bij Valmeeki, 4 vols. 12mo" en in 1806 van: "The Ramayuna in the original Sungskrit, with an English Prose Translation aud Notes, bij W. Carrey aud J. Marshman."

Van Jacob Haafner bezitten wij in zijne "Proeve van Indische dichtkunde volgens den Ramayon naar het oorspronkelijk Sanscritisch gevolgd" (te Amsterdam bij J. van der Hey en Zoon, 1823) eenige belangrijke, doch geenszins alle tafereelen van het dichtstuk, waarvan hier de vertaling in het Maleisch voorkomt.